Beschrijving
Een kaag op zee in een stevige bries bevat alle elementen die Willem van de Velde de Jonge in zijn tijd zo geliefd maakten. In zijn eigen land, toen nog de Republiek der Verenigde Nederlanden, maar ook in Engeland, waar hij zich in 1672 vestigde. Het werk laat zien hoe hij zijn repertoire verbreedde door op groot formaat te werken en met veel meer spektakel dan voorheen. We zien een riskante manoeuvre van twee schepen op een woelige zee, niet ver van een kust, met op de achtergrond een vergezicht met andere schepen en een kustlijn. Het is een cruciaal moment: het weer verandert; een onweersbui staat op het punt los te barsten.
Er staat een stevige bries op een woelige zee, donkere onweerswolken schuiven van rechts het beeld binnen, maar een fel zonlicht verlicht het zeil van het schip op de voorgrond. Het zal niet lang meer duren voordat er een storm losbarst, zo lijkt het. De hoofdrol in dit drama wordt gespeeld door het schip op de voorgrond, een klein maar stevig type binnenvaartschip met één mast, waaraan een groot sprietzeil en een fok zijn bevestigd. Het is een kaag, een platbodem met zwaard – waarvan er één duidelijk zichtbaar is aan stuurboordzijde – een scheepstype dat in heel Nederland te vinden was, op de binnenwateren en op de zeearmen, de Zuiderzee en de Waddenzee. Aan boord zijn ten minste vier figuren te onderscheiden, waaronder een stuurman en een staande man voor hem, die instructies lijkt te geven over de te volgen koers. Bovenop de mast wappert een vlag met een groot aantal smalle, horizontale strepen, de vlag van Vlieland en Terschelling.
Links van deze kaag is het achterschip van een tweede schip te zien, een binnenvaartschip van een iets groter type, waarschijnlijk een wijdschip. De rood-wit-rode vlag geeft aan dat dit schip uit Hoorn komt. Beide schepen varen scherp voor de wind, maar de compositie van het schilderij, die de blik van de kijker via de lange spriet van het smakzeil naar links richt, suggereert dat ze op het punt staan koers te verleggen naar een groot driemastschip links.
Daar, aan de linkerkant, krijgen we een uitzicht op een kust met lage zandduinen. Rechts in het uitzicht ligt voor de duinkust een aantal driemasters met alle zeilen naar beneden. Ze liggen blijkbaar voor anker op een beschutte plek. Hier zien we de verschillende momenten, die binnenkomende schepen konden tegenkomen, voordat ze een veilige ankerplek hadden bereikt. Helemaal links zien we bijvoorbeeld hoe een fregat binnenvalt en met wapperende zeilen probeert op te stijgen. Rechts, iets prominenter, zien we een grote driemaster, waarschijnlijk een oorlogsschip, te oordelen naar de dubbele rij kanonnen. Bijna alle zeilen zijn gereefd en de bemanning van het schip is druk bezig om de ra van de kluivermast te trimmen, om hem in verticale positie te brengen.
Blijkbaar gaat niet alles volgens plan. Het topzeil van de bezaansmast klappert in de wind en op het dek van de campanile is een soort noodzeil aangebracht dat met de hoeken aan het dek is bevestigd. Het is mogelijk dat het schip tegen een zandbank is gelopen, of aan de grond is gelopen, en ze proberen het achterschip een beetje op te tillen met behulp van het kruis en het noodzeil om het weer vrij te krijgen.
Twee kleine zeilschepen zijn langszij gekomen, waaruit vijf personen aan dek klimmen, en iets verder naar links is een sloep met mannen op weg naar het schip, ook om hulp te verlenen, zo lijkt het.
De plaats van handeling kan niet precies worden vastgesteld. Kagen en smalschepen waagden zich meestal niet op open zee. De lage duinen suggereren dat we kijken naar een gebeurtenis op de Waddenzee, met op de achtergrond een van de Waddeneilanden, Texel, Vlieland of Terschelling, de drie eilanden die dicht bij zeegaten lagen die schepen toegang tot de Noordzee boden. De rede van Texel kan hier Van de Velde’s inspiratie zijn geweest. Schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, maar ook oorlogsschepen, konden bij goede wind direct vanaf deze plek het Texelse Gat verlaten. Het innemen van zoet water en proviand, het overzetten van de bemanning en het overladen van goederen op schuiten, zoals het afgebeelde wijdschip, vond tot die tijd plaats op de relatief open wateren van de Wadden en voor de kust. Een andere mogelijke locatie is een van de beschutte ankerplaatsen bij het Vlie, het zeekanaal tussen Vlieland en Terschelling.
Het schilderij is vooral bedoeld om een realistische weergave te geven van een situatie die veel tijdgenoten kenden: het manoeuvreren van kleine schepen op een woelige zee en de bedrijvigheid rond een schip in moeilijkheden. Er zijn een paar aanknopingspunten om het hier gepresenteerde tafereel verder te interpreteren. Het is niet helemaal uitgesloten dat we te maken hebben met een schipper die mensen naar de overkant vervoert. De kaag op de voorgrond zou ook een loodsvaartuig kunnen zijn dat samen met het wijdschip de driemaster in moeilijkheden te hulp schiet. Loodsen waren verplicht om binnenkomende schepen onder alle omstandigheden bij te staan. Een klein vlaggetje aan de mast van de kaag is de vlag van Terschelling en Vlieland, met zijn reeks smalle strepen in verschillende kleuren. Dit kan erop wijzen dat dit een loods is die actief was op het Vlie. Of het nu een loods is of niet, het lijkt erop dat beide kleine schepen de driemaster verderop te hulp komen. Het paaien van de voorplecht op dat schip kan worden uitgelegd als een verzoek om hulp. De twee schepen op de voorgrond voldoen dan. Door eerst een tijdje dezelfde koers te varen en dan uit te wijken, kunnen ze het beoogde doel bereiken. Deze assistentie kan bestaan uit het verlichten van het vastgelopen schip door bijvoorbeeld zware kanonnen over te nemen. Niets is met zekerheid vast te stellen, maar veel wijst erop dat dit schilderij een noodsituatie op de Waddenzee voorstelt.
Willem van de Velde de Jonge, is een meester in het openlaten van ruimte en de kijker het verhaal zelf laten invullen. Hij koos expliciet voor twee anonieme binnenvaartschepen als hoofdonderwerp. De kaag op de voorgrond en de lichter direct erachter vangen het meeste licht en nemen samen bijna de hele rechterkant van het doek in beslag. De stormachtige wind heeft grote golven veroorzaakt en de schilder spat het water op spectaculaire en krachtige wijze tegen de boeg van het kaagschip. Van de Velde de Jonge plaatst de kijker dicht bij de actie, alsof hij of zij meevaart op een denkbeeldig derde schip in het kielzog van de zaag.
DE DATERING VAN HET SCHILDERIJ
De signatuur biedt een eerste aanwijzing voor de datering: voor ca. 1675 beperkten beide Van de Velde’s zich tot het markeren van hun werk met ‘WvVelde’of ‘WVV’ en is op een stuk drijfhout op deze manier gemarkeerd. Een andere nog preciezere aanwijzing is het typisch Nederlandse thema dat hier wordt gepresenteerd: twee Nederlandse binnenwateren en een Nederlands oorlogsschip in de verte. Dit geeft aan dat de kunstenaar werkte voor een opdrachtgever in de Republiek, dus al voor zijn vertrek naar Engeland in 1672. Daar was weliswaar ook belangstelling voor stormen op zee, maar dan natuurlijk vooral met Engelse schepen. Michael Robinson schrijft dit werk toe aan een serie schilderijen ‘met schepen en vaartuigen in een sterke wind’, die hij allemaal plaatst in de periode 1671-1672. In een paar gevallen zijn deze schilderijen daadwerkelijk gedateerd, zoals een doek met een kaag in een sterke bries bij een havenfront uit 1671, in de National Gallery of South Africa in Kaapstad. Het schilderij vertoont duidelijke verwantschap met het doek dat hier wordt beschreven. Ook het schilderij van Van de Velde van Liefde en de Gouden Leeuwen in een stevige bries past stilistisch gezien in de serie die Robinson beschrijft. Het is gedateerd 1670. Alles bij elkaar is er dus voldoende bewijs om aan te nemen dat Een Kaag op Zee in een Stoere bries gedateerd kan worden in de periode 1670-1672.
DE HERKOMST VAN HET SCHILDERIJ
Een kunstenaar zal niet zomaar aan een schilderij van dit formaat zijn begonnen; er moet een opdrachtgever zijn geweest. In het geval van een scheepsportret of een heldendaad op zee is het nog mogelijk om de opdrachtgever te vinden onder de betrokken marineofficieren, maar hier is het moeilijker. Het is niet ondenkbaar dat een kaagschipper de koper was van een ‘zeetje’, zoals een marineschilderij op klein formaat werd genoemd, maar bij dit grote doek ligt dat minder voor de hand. Het kan besteld zijn door iemand die banden had met het loodswezen in de zeventiende eeuw, bijvoorbeeld een van de commissarissen van het loodswezen, regenten als Cornelis Witsen of Andries de Graeff, die toen in het bestuur zaten. Maar dat is niet meer dan giswerk. Een aantrekkelijke, maar ook onbewijsbare mogelijkheid is dat dit schilderij ooit in het bezit was van de schilder Lodewijk van der Helst. Net als zijn vader Bartholomeus van der Helst had hij aantoonbare contacten met Willem van de Velde de Jonge. Deze schilderde maritieme decors voor portretten die Bartholomeus maakte van admiraal Gideon de Wildt en zijn vrouw (respectievelijk Szépművészeti Múzeum, Boedapest en Musée des Beaux-Arts de Lyon). Lodewijk van der Helst is ook de maker van het bekende portret van Willem van de Velde de Jonge in het Rijksmuseum, waarvan sommige details door de geportretteerde zelf zijn toegevoegd. Interessanter in dit geval is echter de boedelinventaris die Lodewijk van der Helst liet maken toen hij in 1671 bij zijn moeder introk.
Het bevat twee werken van Willem van de Velde de Jonge:
Een stormtje van Willem van [de] Velde met een ebbenhoute lijst
Een heel grote zee stuck sijnde een storm van de voors[eijde] Willem van der Velde met een fijne ebbenhoute lijsten’. (Een storm van Willem van [de] Velde met een ebbenhouten lijst
Een zeer groot zeestuk zijnde een storm door voornoemde Willem van de Velde met een fijne ebbenhouten lijst’. )
VAN DE VELDE EN TURNER
De voorstelling op dit schilderij moet veel mensen hebben aangesproken. Tijdens Van de Velde’s leven werden er in het atelier minstens drie versies van dit formaat gemaakt. Dat was niet ongebruikelijk bij Van de Velde: geïnteresseerden konden bij hem een herhaling bestellen, al dan niet door de meester zelf vervaardigd. Er zijn ook latere exemplaren bekend. Verder is er een staalgravure uit 1810 van James Fittler, de marinegraveur van koning George III, gebaseerd op de Toledo-versie (ill. 17). Het is niet alleen door deze gravure dat deze uitvinding van Van de Velde wereldberoemd is geworden, maar vooral door de bewondering die de marineschilder Joseph Mallord William Turner had voor Willem van de Velde, een waardering die veel collega’s in Engeland met hem deelden. Aan het einde van de achttiende eeuw was de Toledo-versie van het schilderij in het bezit van Francis Egerton, hertog van Bridgewater. Hij vroeg Turner om er een hedendaagse pendant bij te maken. (afb. 18). (Turner kopieerde Van de Velde’s voorstelling in spiegelbeeld op ongeveer dezelfde grootte, zodat een evenwichtig geheel ontstond, althans qua compositie.(ill. 19) De opkomende storm, die bij Van de Velde van rechts komt, drijft bij Turner nu van links het schilderij binnen. Veel belangrijker is dat hij zijn zeestuk uitwerkte in zijn eigen, ruwe stijl met nog dramatischer lichteffecten dan Van de Velde, iets wat later zo kenmerkend zou worden voor zijn hele oeuvre. Voor de jaarlijkse tentoonstelling van de Royal Academy in Londen in 1801 stuurde Turner zijn pendant getiteld Dutch boats in a gale in. Tegenwoordig bevindt het zich in de National Gallery in Londen, helaas zonder Van de Velde’s inspiratie ernaast, want die werd in 1977 door de eigenaar verkocht aan het museum in Toledo. Het schilderij van Turner staat nog steeds bekend als ‘The Bridgewater Sea Piece’.
De twee pendanten zijn zo beroemd geworden, mede door de groeiende internationale bewondering voor Turner, dat er nooit twijfel over heeft bestaan dat de Van de Velde van Bridgewater (sinds 1977 dus de Toledo-versie) de oerversie van deze voorstelling was. Voor Michael S. Robinson was dit duidelijk; de andere versies waren volgens hem op zijn best goede kopieën uit de studio. De Bridgewater versie heeft hij persoonlijk bestudeerd; van het hier besproken schilderij, dat jarenlang verborgen was in een Italiaanse collectie, had hij alleen een foto. Nu het laatste doek grondig is bestudeerd, blijft er weinig over van Robinsons rangschikking.
In de eerste plaats is duidelijk geworden dat beide schilderijen gesigneerd zijn op een stuk drijfhout linksonder, het doek uit Toledo wat onduidelijk maar mogelijk leesbaar als ‘W.V.Velde’, het andere duidelijker met ‘WVV’. Voor de rest zijn beide doeken vrijwel identiek, met een overtuigende lucht in vele tinten en een levendig geschilderde woeste zee met prachtige accenten op de woelige golven. Tijdens de restauratie van deze versie werden bovendien een aantal pentimenti, correcties in de verflaag, gevonden, onder andere in de Nederlandse vlag en het bezaanzeil van het schip op de achtergrond. Dit wijst erop dat de kunstenaar, mogelijk in overleg met de opdrachtgever, aanpassingen heeft gedaan. Dit is meestal het geval bij een eerste versie, waarbij de kunstenaar nog zoekende is naar de juiste weergave.
Het is onmogelijk om een definitieve conclusie te trekken, maar er zijn in ieder geval genoeg redenen om beide versies van ‘Een Kaag op Zee in een stevige bries’ als gelijkwaardig te beschouwen, beide geschilderd door Willem van de Velde de Jonge op hetzelfde moment.
Dr Remmelt Daalder (with the assistance of Dr John R. Brozius)
Amsterdam, June 6, 2021