De Halve Maen was een VOC-vlieboot die in september 1609 de huidige haven van New York binnenvoer. Het schip kreeg de opdracht van de Nederlandse Republiek om in het geheim een oostelijke doorgang naar China te vinden. Het schip werd geleid door Henry Hudson, een Engelsman in dienst van de Republiek der Nederlanden.
In zijn boek New World uit 1625, dat onschatbare passages uit Hudsons verloren dagboek bevat, schrijft Johannes de Laet, een directeur van de West-Indische Compagnie, dat ze ‘hun koers naar het zuiden verlegden totdat ze, zuidzuidwest en zuidwest door zuid lopend, weer land vonden in de breedtegraad 41° 43′, waarvan ze dachten dat het een eiland was en het de naam New Holland gaven, maar naderhand ontdekten dat het Cape Cod was’.
Van daaruit voeren ze zuidwaarts naar Chesapeake en vervolgens noordwaarts langs de kust, eerst door de Delaware Bay en vervolgens door de baai van de rivier die Hudson de Mauritius River noemde, naar Nederlands luitenant Maurits. De Halve Maen voer de rivier van Hudson op tot de huidige plaats Albany, New York, waar de bemanning vaststelde dat het water te smal en te ondiep was om verder te varen.
Hudson concludeerde toen dat de rivier ook geen doorgang naar het oosten bood en verliet de rivier. Hij noemde de inboorlingen die aan weerszijden van de monding van de Mauritus woonden de Manahata. Hij verliet de riviermonding en zeilde noordoostwaarts, zich nooit realiserend dat wat nu de eilanden Manhattan en Long Island zijn, en stak de Atlantische Oceaan over naar Engeland waar hij met het schip en de bemanning van de Verenigde Oost-Indische Compagnie de haven van Dartmouth binnenvoer.
Onder leiding van Laurens Reael zette de vlieboot in 1611 koers naar Oost-Indië, maar werd zeven jaar later vernietigd tijdens een Engelse aanval op Batavia (Jacatra).
Het model werd vervaardigd door Ir. F. Baay, die van ca. 1890-1920 werkte als de eerste modelbouwrestaurator van het pas opgerichte Rijksmuseum. Er zijn geen contemporaine tekeningen van de Halve Maen, daarom moest Baay werken op basis van schaarse informatie uit het VOC-archief en het dagboek van Robert Juet, een van de 16 leden van de Nederlands-Engelse bemanning.