Beschrijving
Frederik de Grote toonde geen bijzondere waardering toen hij zijn grootvader Frederik III. van Brandenburg (Frederik I. van Pruisen) beschreef: “Friedrich war zwar ohne Festigkeit, eitel und glanzsüchtig, (…) im ganzen aber groß in kleinen Dingen und klein in großen.” “Ihm lag mehr am blendenden Glanz als am Nützlichen, das bloß gediegen ist.” Als kind van zijn tijd spiegelde Fredrick III./I. zich aan het hof van Versailles, waar de pracht en praal van de hoofse cultuur een functie vervulde in de diplomatie. Als kind van zijn ouders, de Nederlandse prinses Luise Henrietta en de in Leiden gestudeerde Kurfurst Frederik Willem, was hij dus van nature geneigd tot de Nederlanden.
Zijn vader maakte de weg vrij voor een maritieme macht en trok veel Nederlandse ambachtslieden aan voor zijn maritieme, architecturale en artistieke projecten. Zijn zoon zou deze lijn voortzetten met de aanleg van kanalen, havens, tuinen en een vloot van plezierjachten.
In 1698 benoemde Frederik III. de Amsterdamse marineschilder en scheepsbouwer Michiel Maddersteg, volgens Houbraken de meest getalenteerde leerling en navolger van Ludolf Backhuysen, tot Brandenburgse hofschilder met een jaarlijkse toelage van 1.000 Thaler. Voorwaarde was dat hij uitsluitend voor de keurvorst mocht werken. Zijn opdrachten beperkten zich niet tot het schilderen van zeegezichten; hij ontwierp ook schepen. Zo bestelde Frederik een jacht, dat onder grote belangstelling over Hamburg naar Berlijn werd vervoerd. Dit legde de basis voor verdere samenwerking: een jaar later kreeg Maddersteg de opdracht om voor 100.000 Thaler een plezierjacht te bouwen op zijn werf op Bickerseiland. De ‘Fredericus I’ zou de geschiedenis ingaan als het duurste jacht ooit gebouwd in Amsterdam.
Naar deze tekening maakte hofgraveur Johann Wilhelm Wolfgang in 1707 een gravure. Het jacht werd geprezen in twee odes van de Nederlandse dichter David van Hoogstraten.