Beschrijving
Bij het zien van dit schilderij gingen de gedachten van Schoumans tijdgenoten vrijwel zeker naar de Franse inval van 1795, die plaatsvond op precies dezelfde plek, waar de Dordtse Kil uitmondt in het Hollands Diep. De gebeurtenis is onderwerp van enkele vroege schilderijen van Schouman. De ‘Lantaarn aan het einde van de Kil’ is uiteindelijk afgebeeld door de oudoom van de schilder, Aert Schouman (coll. Erfgoedcentrum Diep, inv. nr. 551-30395).
Martinus ging enige tijd bij zijn oudoom in Den Haag studeren, maar keerde al spoedig naar zijn geboorteplaats terug, omdat hij zich volgens Van der Aa ‘daarna had toegelegd op het schilderen van scheeps-, zee- en watergezichten, en in Dordrecht beter dan waar ook de natuur kon naschilderen, en sedertdien faam verwierf als de voornaamste meester in zijn vak’.
Als zoon van een schipper had Martinus Schouman grote kennis van de maritieme praktijk. De beste van zijn schilderijen kunnen worden beschouwd als een betrouwbare bron van informatie over de gangbare scheepstypen tijdens het leven van de schilder. Links vooraan is een hengst te zien, een klinker gebouwd schip onder spriettuig. Oorspronkelijk ontwikkeld voor de visserij en de mosselcultuur in Zeeland en Zuid-Holland, fungeerde het later louter als transport-, post- en veerschip.
De galjas in het midden van de compositie heeft last van een loshangend topgallantzeil, dat fladdert op de opstekende wind. Een galjas lijkt in veel opzichten op een kotter, die zijn oorsprong vindt in Denemarken en het noorden van Duitsland. De galjas, gekenmerkt door een vooruitstekende platte achtersteven, was in gebruik bij de Scandinaviërs, de Duitsers en de Nederlanders.
Het afgebeelde schip is atypisch getuigd als een galjoot of brik, wat een teken is dat het van Nederlandse makelij is. Rond 1820 werden in de Dordtse werven slechts drie schepen van dit type gebouwd, ’t Goed Fortuin (1819), Zeldenrust (1820) en de Marianna (1822).
Het scheepje rechtsvoor was bekend onder de naam ‘Amsterdamse ketch’, getuige een geannoteerde tekening van Pieter Aartsze Blaauw (Fries Scheepvaartmuseum, Sneek, inv. nr. 1978-034). Het is moeilijk dit late type ketch van een tjalk te onderscheiden. Volgens Le Comte (1831) zouden ook de termen lichter, gaffelketch en gaffelschip kunnen worden toegepast. Het vaart onder sprietzeil en voert op de achtersteven de vlag van de stad Dordrecht.