Na hun nederlaag tegen de Engelsen in de Slag bij Lowestoft in juni 1665 werkten de Nederlanders verwoed aan het herstel van hun uiteengeslagen vloot, klaar voor een tweede confrontatie. Er werd ook besloten om een nieuwe opperbevelhebber aan te stellen. De Staten-Generaal kozen Michiel Adriaensz. de Ruyter, maar omdat hij nog steeds op zee was ergens in de Noord-Atlantische Oceaan werd Cornelis Tromp gekozen om de post ad interim in te vullen.
De vloot stond op het punt uit te varen met Tromp aan het hoofd toen het nieuws kwam dat De Ruyter terug was. De Provinciale Staten van Holland en West-Friesland reageerden op de vreugdestemming van de bevolking door hem tot luitenant-admiraal te benoemen. De volgende dag kondigden de Staten-Generaal aan dat hij het bevel over de Nederlandse vloot zou voeren onder het oppergezag van drie gedeputeerden, die met hem mee zouden varen.
De Ruyter haastte zich naar het eiland Texel voor de noordkust van Holland om zijn schriftelijke instructies in ontvangst te nemen en de eed van trouw af te leggen. Kort daarna ging hij aan boord van Tromp’s vlaggenschip, waar werd besloten dat hij het bevel zou voeren over een nieuw te vormen vierde eskader. Als vlaggenschip kreeg hij de
Delfland, die was gehuurd van de Verenigde Oost-Indische Compagnie en het best bewapende schip van de vloot was.
De
Delfland staat links op het schilderij van Backhuysen, met de vloot op de achtergrond. Vanaf de hoofdmast wappert de Prinsenvlag boven de wimpel van de opperbevelhebber.
Rechts op de voorgrond ligt een spiegeljacht van de Amsterdamse Admiraliteit met de vlaggen van de Staten-Generaal, wat aangeeft dat het nu dienst deed als statenjacht. De twee lichte sloepen in het midden brengen De Ruyter en de drie gedeputeerden mogelijk naar de
Delfland aan de overkant
Ontdek meer over
Ludolf Backhuysen in zijn biografie.