Ludolf Backhuysen begon zijn carrière als kalligraaf en tekenaar en begon pas eind jaren vijftig van de zeventiende eeuw met schilderen. Als schilder lijkt Backhuysen grotendeels autodidact te zijn geweest. Hij bezocht regelmatig de ateliers van andere schilders en leerde door te kijken en vragen te stellen. Zijn collega-kunstenaars waren onder de indruk van zijn talent en moedigden hem aan om door te gaan. Backhuysen’s vroegste schilderij is gedateerd 1658, maar hij werd pas in februari 1663 toegelaten tot het schildersgilde van Sint Lucas.
Zijn reputatie groeide snel en in 1665 kreeg hij een belangrijke opdracht van de burgemeesters van Amsterdam voor een groot havengezicht van Amsterdam als geschenk voor Hugues de Lionne, minister van Lodewijk XIV van Frankrijk. Hieruit blijkt dat zijn werk even hoog werd gewaardeerd als dat van Willem van de Velde de Jonge, die toen nog in Amsterdam werkte. Als kunstenaar van hoog aanzien had Backhuysen aanzienlijke invloed op zijn tijdgenoten en ook op latere generaties zeeschilders, zoals J.C. Schotel en J.H. en H. Koekoek.
Dit schilderij van Backhuysen – het op één na vroegst bekende – waarin hij een sfeervolle kwaliteit op gelijke voet met Simon de Vlieger combineert met subtiele tonen, een wonderlijk heldere kleurstelling en een gebalanceerde compositie, laat zien dat hij niet alleen technisch maar ook artistiek op gelijke hoogte stond met de besten. Schilderijen van deze kwaliteit worden tegenwoordig nog maar zelden gevonden, omdat musea de meeste ervan hebben opgenomen in hun collectie.
Ontdek meer over
Ludolf Backhuysen in zijn biografie.