Algemeen wordt aangenomen dat Lieve Pietersz. Verschuier in Rotterdam is geboren, maar we komen hem voor het eerst tegen in een document van 13 maart 1652, waaruit blijkt dat hij toen in Amsterdam woonde. We weten niet of hij daar in de leer was bij een schilder. In 1653 was Verschuier terug in Rotterdam waar hij voortijdig zijn testament opmaakte, ‘beeltsnijder ziekelijk zijnde’.
Volgens Houbraken (1721), de biograaf van de kunstenaar, moet hij na 1653 naar Rome zijn gegaan. Zijn verblijf in de Eeuwige Stad was van korte duur en in 1656 keerde hij terug naar Rotterdam. In 1674 werd Lieve aangesteld als beeldhouwer op de Rijkswerf en hij klom zelfs op tot ‘hoofdman’ van het Sint-Lucasgilde. In 1698 beschreef Spaan hem als een uitstekend schilder van ochtendtaferelen, scheepvaart en water, en ook als een goed beeldhouwer. De schilder en beeldhouwer werd op 17 december 1686 begraven in de Franse Kerk in Rotterdam.
Helaas is er niets bewaard gebleven van het prachtige houtsnijwerk dat Lieve moet hebben gemaakt voor de Rotterdamse Admiraliteit. We kennen zo’n vijfenzeventig van zijn schilderijen. De meest opvallende zijn taferelen van schepen in de schemering met poëtische wolken en wolkenformaties, en oogverblindende zonsondergangen die doen denken aan het werk van Claude Lorrain (Champagne 1600- Rome 1682). Waarschijnlijk heeft Lieve Verschuier schilderijen van deze beroemde meester gezien toen hij in Rome was.
De naam van het jacht is afgeleid van het Nederlandse woord ‘jagen’ of ‘jacht maken’, wat jagen of achtervolgen betekent. Dit lichte snelle zeilschip is bekend vanaf de 16e eeuw en werd gebruikt door zeelieden uit Duinkerken, Zeeland en Holland. Deze bewapende jachten werden gebruikt voor het onderscheppen van grotere en langzamere schepen en waren de voorlopers van de jachten die permanent werden uitgerust voor oorlogsvoering. Vanwege het nut werd het jacht gebruikt voor het overbrengen van berichten, commando’s en het vervoer van hoogwaardigheidsbekleders.
In de 17e eeuw ontwikkelde dit type jacht zich tot veel grotere schepen en sommige konden zelfs meer dan honderd ton wegen. Kort daarna kwam er een verdeling in lichtere en zwaardere schepen. We kunnen een onderverdeling maken in de verschillende typen jachten die werden gebruikt door de VOC (Oost-Indische Compagnie) en WIC (West-Indische Compagnie), de jachten die ook deel uitmaakten van de oorlogsvloot en het zogenaamde Statenjacht.
Het Statenjacht was de algemene benaming voor jachten die werden gebruikt voor het vervoer van hoogwaardigheidsbekleders, zoals prinsen, vandaar de naam ‘Prinsenjacht’. Tijdens het bewind van de Stadhouders was het ‘Prinsenjacht’ een dienstschip voor de uitvoering van hun taken en was het eigendom van de admiraliteit.
Hetzelfde type werd al snel gebruikt door de leden van de Admiraliteiten, de Staten, de Gemeenteraden, de VOC, WIC enzovoort. Er waren Adviesjachten, Stadsjachten, Speeljachten en Herenjachten. In de 17e eeuw werd het jacht een pleziervaartuig dat eerst door vorsten en later door burgers werd gebruikt op de kanalen en de beschermde en onbeschermde wateren van de Lage Landen.
Deze schepen waren meestal rijkelijk versierd met beelden, schilderijen en verguldsel volgens de traditie van de grote zeilschepen. In de 18e eeuw werd het Statenjacht ook gebruikt als pleziervaartuig.
Kijk voor meer informatie over
Lieve Verschuier naar zijn biografie