Beschrijving
Stradanus (1523-1607), hofkunstenaar van De Medici.
Jan van der Straet was een ontwerper van prenten en wandtapijten, meestal bekend als Joannes Stradanus of bekend als Giovanni Stradano in Italië. Hij werd in 1532 in Brugge geboren en kreeg al vroeg les van zijn vader Jan van der Straet (overleden 1535) en na diens dood twee jaar van Maximillian Franck (1490-1547).
Tussen 1537 en 1540 studeerde hij in Antwerpen bij Pieter Aertsen (q.v.), werd in ca. 1545 meester in die stad en reisde datzelfde jaar via Lyon naar Italië, waar hij samenwerkte met Corneille de Lyon (q.v.). Tijdens zijn eerste verblijf in Florence (1546-50) ontwierp hij wandtapijten voor de fabriek van Cosimo de’ Medici, de Arazzeria Medicea. In 1550-3 was hij waarschijnlijk in Rome waar hij samenwerkte met Daniele da Volterra in het Belvedere, diep beïnvloed door Salviati (q.v.).
Toen hij terug was in Florence maakte hij zelfstandig tapijtontwerpen en vanaf 1557 werkte hij onder toezicht van Giorgio Vasari aan de decoratie van het Palazzo Vecchio. In 1563 en opnieuw in 1586 en 1591 was hij officier van de Accademia del Disegno en schilderde hij altaarstukken voor verschillende Florentijnse kerken. In 1578 ontwierp hij twee series ‘Jachtscènes’ gegraveerd door Philip Galle, later heruitgegeven als één serie in ca. 1596. Hij werkte ook in Napels aan fresco’s en schildersezels. In 1602 ’trok hij zich terug’ uit de taken van de Accademia del Disegno en hij stierf in Florence op 3 november 1605.
De Bruggenaar maakte carrière in het Florence van de tweede helft van de zestiende eeuw, was na Giorgio Vasari een van de belangrijkste schilders aan het hof van de Medici en maakte vooral naam als ontwerper van honderden prenten, waarvan sommige tot de meest gereproduceerde gravures in de kunstgeschiedenis behoren.
Johannes Stradanus was, in de woorden van Karel van Mander in 1604, de gevierde Brugse schilder in Florence’…. soo sal Vlaender ten minste haer ghetrochten, sulck een besonder Brugghelingh te hebben ghehadt, die t’schoon Florencen met de bloemen zijner wercken noch schoonder wesen toehelangt.’