Geboren in Gent, Vlaanderen, als zoon van een protestantse kapitein rond 1583, verbleef Porcellis naar verluidt in 1605 in Rotterdam voordat hij naar Londen vertrok. In 1609 was hij actief in Middelburg (Zeeland) voordat hij van 1615 tot 1620 naar Antwerpen vertrok om meer professioneel succes te vinden, waar hij in 1617 geregistreerd lid van het gilde werd. Hij verhuisde in 1620 terug naar Gent, verliet de Zuidelijke Nederlanden kort voor het einde van het Twaalfjarig Bestand – eind 1621 of begin 1622 – en keerde van 1621 tot 1623 terug naar Haarlem. Voor Porcellis bood de verhuizing naar Haarlem de mogelijkheid om in hetzelfde artistieke milieu te werken als Vroom, van Wieringen en Verbeeck.
Deze kunstenaars, en anderen, waren verantwoordelijk voor een nieuw visueel vocabulaire dat zich in de stad had ontwikkeld en vanaf ongeveer 1612 doordrong in de landschapsschilderkunst. Schilderijen werden steeds soberder, met nederige onderwerpen en vooral veel kustgezichten. Hij woonde vervolgens in Rotterdam en Amsterdam van 1624 tot 1626, in Voorburg in 1626 en uiteindelijk in Zoeterwoude-Dorp van 1627 tot zijn dood in 1632. Porcellis werd een enorm succesvolle schilder, wiens wijze investeringen onder andere verschillende panden in Zoeterwoude omvatten.
Samen met Hendrick Cornelisz Vroom (Haarlem 1562/66-1640) was Porcellis de eerste schilder die zich specialiseerde in marineschilderijen. Vanwege het Nederlandse zeevaartsucces werd in 1602 door de Staten-Generaal van de Nederlanden de Verenigde Oost-Indische Compagnie opgericht om handel te drijven met Zuid-Amerika, Afrika en Azië. In 1628 prees historicus Samuel Ampzing Jan Porcellis in zijn
Beschrijving en Lofzang van de stad Haarlem, die hij “de grootste scheepsschilder” of “de grootste zeeman van Haarlem” noemde. Jan Porcellis geniet al lang de reputatie die de zeventiende-eeuwse kunstenaar en schrijver Samuel van Hoogstraten voor hem in het leven riep, toen hij hem ‘de grote Rafaël van de zeeschilderkunst’ noemde.
Tijdens zijn leven werd hij, in de woorden van historicus Samuel Ampzing, beschouwd als “de grootste konstenaer in schepen”. (Samuel Ampzing,
Beschryvinge ende lot der stad Haerlem in Holland (Haarlem, 1628), 372.) Zelfs na zijn dood werden zijn werken nog steeds gezien en gewaardeerd door kunstliefhebbers.
Zijn schilderijen werden tijdens zijn leven al gewaardeerd door kunstliefhebbers en ook lang na zijn dood bleven ze gewaardeerd worden. Hij werd bewonderd door zijn tijdgenoten en schilders van de volgende generatie, waaronder Ludolf Backhuysen, die hem beschouwde als de grootste zeeschilder ooit. Rubens, Rembrandt, Allaert van Everdingen en Jan van Capelle bezaten ook verschillende van zijn schilderijen.
DE KUNSTENAAR JAN PORCELLIS