Beschrijving
Het huidige portret op driekwart lengte toont Cornelis Tromp in zwart harnas met een commandostaf in zijn rechterhand. Op de rechter achtergrond is een marineactie te zien. Geheel in lijn met het karakter van de geportretteerde heeft Jan Mijtens het portret met vaardige en krachtige penseelstreken uitgevoerd, waardoor een levendige afbeelding van een energieke man is ontstaan. Het portret is vrijwel zeker gemaakt in opdracht van Cornelis Tromp, die in 1660 werd bevorderd tot ‘Schout-bij-nacht’, voor een van zijn huizen.
Cornelis Maertenszoon Tromp (1629 – 1691) was een beroemd Nederlands zeeofficier. Hij was de tweede zoon van admiraal Maerten Tromp (1598 – 1653), een van de bekendste zeehelden. Zijn vader klom op tot luitenant-admiraal en opperbevelhebber van de Nederlandse marine en Cornelis zou in de voetsporen van zijn vader treden.
In september 1645 werd Cornelis benoemd tot luitenant en eind augustus 1649 werd hij kapitein. Hij diende in de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog, waarbij hij vocht in de Slag bij Leghorn, maar na de dood van Johan van Galen werd hij gepasseerd als commandant van de Middellandse-Zeevloot. Hij werd pas in november 1653 bevorderd tot schout-bij-nacht bij de Admiraliteit van de Maze, na de dood van zijn vader Maerten, die massaal populariteit had genoten. In 1656 nam Cornelis Tromp deel aan de ontzetting van Gdansk (Danzig).
De eerste smet op zijn reputatie ontstond twee jaar later, toen werd ontdekt dat hij zijn schepen had gebruikt voor de handel in luxegoederen. Als gevolg daarvan werd hij beboet en mocht hij tot 1662 geen actief commando voeren. Vlak voor de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog, in januari 1665, werd hij bevorderd tot Vice-admiraal.
In de Slag bij Lowestoft voorkwam hij een desastreuze afloop door het bevel over de vloot over te nemen, zodat het grootste deel van de vloot kon ontsnappen. In juli van datzelfde jaar kreeg hij tijdelijk het opperbevel over de confederale vloot als Luitenant-admiraal, maar moest deze functie (maar niet de rang) de volgende maand afstaan aan Michiel de Ruyter.
Hij vocht, overgeplaatst naar de Admiraliteit van Amsterdam in februari 1666, onder De Ruyter in de beroemde Vierdaagse Zeeslag en de St. James’s Day Battle. Omdat hij De Ruyter de schuld gaf van zijn falen bij Nieuwpoort in augustus 1666, werd hij ontslagen, terwijl hij er tegelijkertijd van werd verdacht samen te zweren om de regering omver te werpen.
Nadat Willem III van Oranje in 1672 de macht als stadhouder had overgenomen, vocht hij in april 1673 tegen de Franse en Engelse zeemachten in de Derde Engels-Nederlandse Oorlog, waar hij deelnam aan de laatste drie vlootacties onder De Ruyter, waarbij hij zich onderscheidde in de dubbele Slag bij Schooneveld en de Slag bij Texel in augustus 1673.
In 1675 benoemde de Engelse vorst Karel II Tromp tot Engelse baronet en Nederlandse “erfridder”.
In mei 1676 werd hij admiraal-generaal van de Deense marine en ontving hij de titel van Ridder in de Orde van de Olifant en in 1677 die van Graaf van Sølvesborg (toen een Deense adellijke titel). Hij versloeg de Zweedse zeemacht in de Slag bij Oland, zijn enige overwinning als vlootcommandant.
In februari 1679 werd Cornelis Tromp Luitenant-admiraal-generaal van de Republiek, maar hij heeft nooit in die hoedanigheid gevochten, omdat hij steeds meer een blok aan het been van Willem III was geworden. Vanaf dat moment leidde Cornelis een leven van lusteloosheid en overgaf hij zich aan zwaar drankgebruik. Hij overleed in 1691 in Amsterdam, nog steeds officieel commandant van de Nederlandse vloot, nadat hij enige tijd was vervangen door Cornelis Evertsen de Jongste.
Als publieke figuur is de persoonlijkheid van Cornelis Tromp goed gedocumenteerd als joviaal maar ook arrogant en ijdel. Het is vooral aan dit laatste aspect van zijn karakter te danken dat hij zich veelvuldig liet portretteren.
Tromps hoge eigendunk leidde tot talrijke portretopdrachten van de belangrijkste portrettisten van zijn tijd, onder wie Ferdinand Bol, Peter Lely en Jan Mijtens, die in zijn oorlogsschipvormige landhuis ‘Trompenburgh’ in ’s Graveland, Nederland, werden tentoongesteld.
Jan Mijtens maakte niet minder dan vier portretten van hem, waaronder het huidige. Dit portret en een ander werden gemaakt in 1661, terwijl de andere twee portretten beide dateren van 1668.
Vanaf de jaren 1640 tot aan zijn dood in 1670 was Jan Mijtens de belangrijkste portretschilder in Den Haag, werkzaam voor de aristocratie en het hof.