De kunstenaar, Hendrick Cornelisz Vroom, werd in 1562 of 1563 in Haarlem geboren. Aanvankelijk verdiende hij de kost als schilder van Delfts aardewerk. Daarna reisde hij veel door Spanje, Italië, Frankrijk en Polen. In Italië leerde hij de schilder Paulus Bril kennen en kreeg hij werk van kardinaal Ferdinand de’ Medici. Na zijn terugkeer in Haarlem ontwikkelde hij zijn carrière als zeeschilder. In de jaren 1590 kreeg hij de opdracht om een serie van tien wandtapijten te ontwerpen voor de Engelse Lord Admiral, Lord Howard of Effingham (Earl of Nottingham vanaf 1596), ter herinnering aan diens overwinning op de Spaanse Armada. Deze hingen vanaf 1650 in het House of Lords in Westminster en werden vernietigd in de brand van 1834. Hoewel ze zijn vastgelegd in gravures, gemaakt door John Pine in 1739.
Vroom was een pionier op het gebied van de marine schilderkunst toen de Nederlanders een leidende maritieme macht werden. Hij werkte veel in Europa en zijn belang werd internationaal erkend. Hij wordt beschouwd als de vader van de marineschilderkunst en hij was een pionier in het schilderen van marinescènes en veldslagen in een nieuwe stijl, met veel aandacht voor marinedetails en tuigage. Vroom stierf in 1640 in Haarlem. Hij wordt algemeen beschouwd als de eerste ‘Nederlandse’ marineschilder of de nestor van de Noord- Nederlandse marine kunst.
Op de voorgrond staan twee zeemonsters in de donkergroene golven. De gevaren van de overtocht worden verbeeld door het monster. Als zodanig lijkt het onderwerp het moralistische geloof te herhalen, dat in de hedendaagse emblematische literatuur nog steeds bestaat, dat het af en toe nodig is om al je rijkdommen op te offeren om je leven te redden. De aanwezigheid van het monster wijst op de impliciete allegorie van het schip als een schip dat de mensheid en de menselijke ziel over de gevaarlijke zeeën van het leven draagt.
Er zijn ook dichters zoals William Shakespeare die veelvuldig en complex gebruik maken van vermeldingen van de zee en dingen die ermee geassocieerd worden. Het volgende, uit Ariel’s Song in Act I, Scene ii van The Tempest, wordt ervaren als “wonderbaarlijk suggestief” en duidt op een “diepgaande transformatie”:
Full fathom five thy father lies:
Of his bones are coral made:
Those are pearls that were his eyes:
Nothing of him that doth fade
But doth suffer a sea-change
Into something rich and strange.
Ontdek meer over
Hendrick Cornelisz Vroom in zijn biografie.