Beschrijving
Onder de voorwaarden van het Verdrag van Den Haag van 16 mei 1795 stond de Nederlandse Republiek Maastricht, Venlo, Vlaanderen en Limburg af aan Frankrijk, dat een garnizoen in Vlissingen mocht stationeren. Dit schilderij illustreert de aankomst van de Franse troepen in Vlissingen tussen juli en december 1795. De transportschepen zijn van het type poon, een van de meest voorkomende schepen in de Zeeuwse wateren in deze periode.
Zeeschilder David Kleyne was de telg uit een beulenclan, toch de grootste familie van scherprechters die ooit in Nederland voet aan wal zette. Zijn vader Hendrik werd beul in Bergen op Zoom, als opvolger van zijn schoonvader. Davids ooms, oudooms en neven martelden en voltrokken doodvonnissen tegen een dagloon van zes gulden. Ze opereerden door heel Nederland: Haarlem, Den Haag, Breda, ‘s-Hertogenbosch en Vlissingen. Het noemen van de naam ‘Kleyne’ was vaak al genoeg om een betekenis van een verdachte af te dwingen.
De gesel en het zwaard van de beul waren echter niet besteed aan de jonge David. Na de dood van zijn vader beveelt hij zijn neef aan om de positie van beul in te nemen. David koos voor het leven van een meesterschilder en moest genoegen nemen met een laag inkomen. Hij accepteert werk als behangselschilder en vermoedelijk assisteert hij Jan van Os bij het schilderen van marines. Zijn werk wordt gekenmerkt door een scherpe observatie van schepen.
Bij zijn dood in 1805 liet hij een boekje na met daarin ‘Een verzameling van […] schepen van verschillende Soorten / geteekend door den zee- en scheepstekenaar D. Kleyne’. Sommige tekeningen uit dit album worden bewaard in het Maritiem Museum van Rotterdam. Al met al is de collectie een belangrijk document voor het interpreteren van de verschillende scheepstypen die rond 1800 in gebruik waren. David Kleyne en zijn plaatsgenoot Engel Hoogerheyden worden beschouwd als de belangrijkste chroniqueurs van de Zeeuwse maritieme geschiedenis rond 1800.