Voor zover bekend is dit schilderij van de blokkade van Duinkerken, dat rond 1630 kan worden gedateerd, de vroegste afbeelding van het onderwerp. Om het tafereel te begrijpen is het van belang de stad op de achtergrond te herkennen. Een Nederlands eskader van vijf oorlogsschepen op de rede van Duinkerken geeft aan dat het om een blokkadevloot gaat. Het bekende oeuvre van Cornelis Isaacsz Verbeeck bestaat uit ongeveer 30 kleine marines op koper of paneel, maar het is onlangs uitgebreid met de ontdekking van dit grote zeegezicht, dat zich al generaties lang in een Zweedse privécollectie bevond.
Het is een gedetailleerd en kleurrijk paneel, dat verbazingwekkend goed bewaard is gebleven. Dendrochronologisch onderzoek heeft aangetoond dat het paneel vanaf 1617 klaar voor gebruik zou zijn geweest. Het schilderij is ook een zeldzaam voorbeeld van een leerling van Hendrik Vroom die zijn leermeester evenaart voordat hij in de laatste jaren van zijn leven zijn eigen weg gaat.
Dit schilderij verbeeldt de blokkade van het Duinkerker kapersnest. Vier voor anker liggende Nederlandse oorlogsschepen zijn afgebeeld op de Noordzee, met op de achtergrond de haven van Duinkerken en Fort Mardyck rechts. Het vijfde oorlogsschip is rechts op de voorgrond afgebeeld met de zuidenwind in de zeilen. Verbeeck is bijzonder nauwgezet te werk gegaan en heeft zelfs rekening gehouden met de windrichting en het getij. Het schip op de linker voorgrond ligt voor anker met de boeg naar de wind.
De schepen voldoen allemaal aan het beeld dat we hebben van schepen die tussen 1620 en 1630 moeten hebben gevaren: hoog opgetrokken met open galerijen, breed en rond van vorm en met een archaïsch tuig, gekenmerkt door de vele uitlopers en kraaienpoten van gordingen, boeilijnen en vallen.
Dit is belangrijk voor het begrip van het werk, want in 1621 kwam er een einde aan het Twaalfjarig Bestand tussen Spanje en de Nederlanden, op grond waarvan de Nederlandse Republiek sinds 1609 als soevereine natie was erkend. Het is bekend dat veel oorlogsschepen na het begin van het bestand uit de vaart werden genomen vanwege de verminderde spanning tussen de twee landen. Hier hebben we niet minder dan vijf kapitale oorlogsschepen, wat erop wijst dat de admiraliteiten van de Nederlandse Republiek weer over een groot aantal schepen tot hun beschikking hadden. Na 1621 kwam er een omvangrijk scheepsbouwprogramma op gang om de ontstane tekorten aan te vullen.
De edelman Philips van Dorp bestelde hoogstwaarschijnlijk het paneel, met het vlaggenschip, de ‘Vlieghende Groene Draeck’, bij de Haarlemse meester, uit trots over de heropgerichte vloot en de succesvolle blokkade van de Duinkerker kapers.
CORNELIS ISAACSZ VERBEECK (1590-1637 of later)
Cornelis Isaacsz Verbeeck werd omstreeks 1590 te Amsterdam geboren en werd in 1610 als meester ingeschreven in het Haarlemse Sint-Lucasgilde. Van hem is bekend dat hij daar in april 1609 woonachtig was, toen hij op 18-jarige leeftijd buiten de stadsmuren bij het Kruis of Janspoort een getuigenverklaring aflegde over een vechtpartij in een herberg. Hij kreeg de bijnaam ‘Smitge’, afgeleid van het oud-Nederlandse smijten vanwege zijn gewoonte om zich in gevechten te mengen. De beruchte schilder, rozenkruiser en erotomaan Johannes Torrentius (Verbeek) was zijn neef. Cornelis kreeg ook een dubieuze reputatie vanwege zijn veelvuldige conflicten met justitie tijdens zijn jeugd. Zijn naam duikt regelmatig op in de Haarlemse archieven, en ondanks zijn vele aanvaringen met de autoriteiten had hij succes als schilder.
Hij specialiseerde zich in kleinschalige voorstellingen van zeeslagen, voor rotskusten dobberende schepen en strandgezichten, en enkele grootschalige schilderijen van historische gebeurtenissen. Verbeeck volgde zijn eigen aard door een voorliefde te hebben voor het afbeelden van schepen in een storm. Naast dergelijke fantastische voorstellingen schilderde hij enkele topografisch nauwkeurige vergezichten van het soort dat op het huidige schilderij te zien is.
Op 6 december 1609 trouwde hij in Haarlem met Anna Pieters, eveneens woonachtig buiten de Kruispoort. Het echtpaar kreeg drie dochters en twee zonen, van wie Isaac in de voetsporen van zijn vader zou treden.
Op stilistische gronden is het zeer aannemelijk dat de jonge Verbeeck zijn opleiding kreeg in het atelier van Hendrick Cornelisz Vroom (1566-1640), de grondlegger van de Nederlandse marineschilderkunst. De eerste schilder die zich de stijl van Vroom eigen maakte, en die waarschijnlijk vele jaren voor hem werkte, was de in Haarlem geboren Cornelis Claesz van Wieringen (vóór 1580-1633).
In Haarlem werkte een handvol marineschilders, onder wie Hendrick Cornelisz Vroom, Cornelis Claesz van Wieringen, Hans en Pieter Savery en Cornelis Isaacz Verbeeck,. Samen met Abraham de Verwer in Amsterdam en Adam Willaerts in Utrecht behoren zij tot de eerste generatie schilders die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de ontwikkeling van de marineschilderkunst.
Van Wieringen, Vroom en Verbeeck behoorden tot de vroege generatie zeespecialisten in de noordelijke Nederlanden, die zich specialiseerden in panoramische taferelen waarin Zuid-Nederlandse idiomen werden gecombineerd met de naturalistische tendensen uit het Noorden.
Hoewel het grote publiek Verbeeck’s naam nu grotendeels is vergeten, werden zijn kwaliteiten als zeeschilder al tijdens zijn leven erkend: zijn zeegezichten brachten enkele van de hoogste prijzen in het genre op. Zijn marines, voorzien van prachtig geobserveerde schepen, waren populair bij de Haarlemse burgerij, en zijn naam komt regelmatig voor in Haarlemse schilderijencollecties. De Haarlemse kroniekschrijver Samuel Ampzing noemde Verbeeck in 1628 ‘heel fraeij en net in schepen-malen’.
Verbeeks oeuvre, dat nu uit ongeveer 30 werken bestaat, laat zien dat hij vooral op paneel en op klein formaat schilderde. Hij werd duidelijk beïnvloed door Vroom, vooral in zijn behandeling van woelige zeeën met witte, haarfijne nevel en diepe golftroggen. Verbeeck hield zich verre van de monumentale zeeslagen en grote havengezichten waarmee zijn leermeester Vroom naam maakte.
In 1630 was Vroom nog steeds een populaire schilder voor grote zeeslagen en havengezichten, maar de concurrentie was toegenomen. Naast Van Wieringen hadden ook anderen zich op de markt voor in zijn stijl geschilderde zeeslagen begeven. Van hen springt Abraham de Verwer, die mogelijk zijn opleiding in Haarlem genoot, het meest in het oog. In plaats van te wachten op opdrachten ging hij zelf op zoek naar werk.
Zeeslagen die al door Vroom en Van Wieringen waren uitgebeeld, bood hij met succes aan aan stadsbesturen, admiraliteitscolleges, handelscompagnieën en zelfs een weeshuis.
Omringd door deze meesters van de monumentale marineschilderkunst, die ook op kleine schaal schilderden voor liefhebbers en verzamelaars, zal het voor Verbeeck niet gemakkelijk geweest zijn om zich een plaats op de markt te veroveren. Zijn laatste levensteken dateert van november 1637, en men vermoedt dat hij kort daarna is overleden.