(Haarlem c. 1575 – 1633)
Schepen in een riviermonding, ca. 1616
Pen, bruine inkt en grijs gewassen, 195 x 350 mm
Herkomst: Collectie Gerret Braamkamp, Amsterdam, mogelijk zijn veiling 31 juli 1771, lot 28 als C.J. v. Wieringe ( fl. 9,-); bij Pieter IJver, Amsterdam 1771; Veiling Rompel e.a. (R.W.P. de Vries), Amsterdam 14 april 1908, lot 67, herdruk (als M. Cock); Collectie Dr. Willem Anton Engelbrecht, Rotterdam 1940.
Literatuur: George S. Keyes, Cornelisz. Claesz. van Wieringen, in: Oud Holland 93 (1979), p. 43 no. 64; Ron J.W.M. Brand, “Bedreven in de konst van schepen ende see”. Cornelis Claesz. van Wieringen en de zeeschilder-kunst aan het begin van de zeventiende eeuw, Pijnacker 1995; I. van Thiel-Stroman, Cornelis Claesz van Wieringen, in: Paintings in Haarlem 1500-1850, Gent-Haarlem 2006, pp. 343-346.
Vroom en Van Wieringen moeten elkaar zeker gekend hebben als medeburgers en rivaliserende marineschilders. De graveur, tekenaar en schilder Hendrick Goltzius (1558-1617) kan gezien worden als een schakel tussen de twee zeeschilders. Door verschillende auteurs wordt aangenomen dat Van Wieringen in zijn manier van tekenen en prenten beïnvloed is door Golzius. Er wordt zelfs gedacht dat Cornelis Claesz van Wieringen een leerling was van Goltzius. Goltzius kocht in 1603 een huis in de Haarlemse Jansstraat, dat aan dat van Vroom grensde.
Van Wieringen nam rond 1620 een prominente plaats in binnen het artistieke milieu in Haarlem. De kunstenaar en diplomaat Samuel Ampzing (1590-1632) noemt Van Wieringen in de hymne die hij in 1621 opnam onder de titel ”Het lof der Stadt Haarlem in Holland”.After he was several years a member of the Guild of St Luke, Van Wieringen held around 1610 a prominent place in the guild board because he is mentioned several times as ”vinder”.
In 1624 was hij afgevaardigde bij een taxatie van een aantal schilderijen voor een loterij en in november 1628 trad hij op als kunsthandelaar bij de verkoop door de stad Haarlem van de schilderijen van de Commanderij van Sint Jan. De schilder Cornelis Cornelisz van Haarlem (1562-1638) was goed bevriend met Van Wieringen. Een bewijs hiervan is het feit dat hij vijf keer optrad en ondertekende als getuige in een testament van Cornelis Cornelisz. Vreemd genoeg ondertekende Van Wieringen het testament van Cornelis niet, maar hij was wel goed bedeeld met “een stuck schilderye wesende een Crucifix gemaect by Mr. Carel Vermander”. Van Wieringen werd door Cornelis Cornelisz ook herinnerd als “goede vrunt synen”.Op 19 november 1624 traden Cornelis Cornelisz van Haarlem en Van Wieringen samen op als arbiters in een zaak van Frans Hals’ jongere broer Dirck.13 In april 1630 gaf het stadsbestuur van Haarlem opdracht aan het Sint-Lucasgilde om hun zaken te regelen, te beginnen met het opstellen van een nieuw gildestatuut. Dit document werd opgesteld en op 22 mei 1631 ondertekend door het gildebestuur en enkele representatieve schilders. Vervolgens werd de oorkonde goedgekeurd en ondertekend door de voormalige ”vinders” van het Sint-Lucasgilde, waaronder Cornelis Claesz van Wieringen en Cornelis Cornelisz van Haarlem in de herberg ”den Coninck van Vranckrijck”.
Een half jaar later, op 20 januari 1632, ondertekenden zij het verzoekschrift voor het nieuwe gilde-etiket, dat werd ingediend bij de Haarlemse vroedschap.15 Op 26 april 1632 werd het voorstel door het stadsbestuur teruggestuurd met de mededeling dat het te lang was. De definitieve correctie vond pas plaats in november 1634. De vaststelling van dit nieuwe gilden-statuut was een belangrijke gebeurtenis, omdat nu voor het eerst in Nederland het onderscheid tussen kunstenaars en ambachtslieden werd vastgelegd. Wat precies Van Wieringens inbreng in het nieuwe gilden-statuut was, is niet meer na te gaan, maar met het plaatsen van zijn handtekening moet hij hebben ingestemd met de wijzigingen.
Van Wieringens belangrijkste opdracht dateert uit 1621. In dat jaar bestelde de Admiraliteit van Amsterdam voor Prins Maurits een schilderij van de Slag bij Gibraltar, die op 25 april 1607 had plaatsgevonden. Deze slag, waarbij de Nederlanders de Spanjaarden een verpletterende slag toebrachten in de baai van Gibraltar, betekende de eerste grote zege in de Nederlandse Opstand. Tijdens het gevecht sneuvelde admiraal en opperbevelhebber Jacob van Heemskerck.Ze wendden zich in eerste instantie tot Vroom om een ontwerp voor het schilderij te maken, maar hij vroeg het astronomische bedrag van 6.000 gulden. De onderhandelingen liepen stuk op de vraagprijs en nadat Vroom vloekend en tierend de vergadering verliet werd uiteindelijk besloten dat ze de opdracht voor 2450 gulden aan Van Wieringen zouden geven.
In 1622 schilderde hij het grote doek met de afmetingen 180 cm hoog bij 490 cm breed van de Slag bij Gibraltar. Het is het grootste zeeschilderij dat in de zeventiende eeuw in Nederland werd gemaakt en bevindt zich nu in het Nederlands Scheepvaartmuseum in Amsterdam.
In 1629 kreeg Van Wieringen van de stad Haarlem de opdracht om een ontwerp te maken voor een tapijt, bestemd voor het stadsbestuur in het stadhuis. Op 12 april 1629 begon de Comptroller met de betalingen voor “Schip van Damietta”. Ontwerper Van Wieringen kreeg 300 Vlaamse ponden, de glassnijder Peter van Holstein, die het werkpatroon maakte, 225 Vlaamse ponden en later nog eens 25 Vlaamse ponden. De Haarlemse tapijtwever Joseph Thienpont ontving het exorbitante bedrag van 2003 Vlaamse ponden. In 1630 ontving Van Wieringen nog eens 69: 2 ponden ” van zaeke behoeft af te tikken van het schip tot de Damiaten verbesigt ende geemployeerd “. De afmetingen van het wandtapijt zijn 10,75 meter lang en 2,40 meter hoog, dit is het grootste wandtapijt van de zeventiende eeuw. Van Wieringen stierf in Haarlem op 29 december 1633. Hij werd begraven in de Grote Kerk tussen 31 december 1633 en 7 januari 1634. De biografie van CORNELIS CLAESZ VAN WIERINGENOosterzijweg 124
1851 PS Heiloo, Netherlands
Bezoek alleen op afspraak
Maandag tot en met vrijdag
Van 10:00 tot 18:00
© 2022 Rob Kattenburg
Website Mediya.nl