Beschrijving
NGEL HOOGERHEYDEN
DE VLOOT VERLAAT VLISSINGEN OM NAAR BOULOGNE TE VAREN VOOR DE GEPLANDE INVASIE VAN GROOT-BRITTANNIË, 1804
Het Vlissingse eskader van 378 schepen als onderdeel van de Bataafse vloot (1804), in de haven van Vlissingen. Bijeengebracht als onderdeel van Napoleon Bonaparte’s invasievloot, voor de geplande invasie van Groot-Brittannië.
A) Het verzamelen van de Bataafse vloot in de haven van Vlissingen, 1804
De haven van Vlissingen ligt vol met schepen, helemaal links rijst de toren van de Oude Kerk op. Het grote fregat links wordt ontmanteld en voert de vlag van de Bataafse Republiek en de Franse wimpel. De zeilen van de grote schepen op de achtergrond zijn te drogen gehangen en de geschutspoorten staan open.
De kanonneerboten aan de kade liggen dicht opeengepakt. Op de kade zelf is het een drukte van belang, met in het midden een kanon dat wordt voortgetrokken, officieren in hun kleurige uniformen, en verschillende soldaten. De in het wit geklede officier links van het midden is Carel Hendrik Ver Huell. De dame rechts van hem is zijn vrouw, die afscheid komt nemen. De koets die de Ver Huells naar Vlissingen bracht, wacht op de vrouw van Ver Huell, met de deur open.
Dit meesterlijk uitgevoerde schilderij van Engel Hoogerheyden verbeeldt een historisch belangrijke episode uit de Nederlandse maritieme geschiedenis en is tevens een visueel feest waarin steeds weer iets nieuws te ontdekken valt.
B) De vloot verlaat Vlissingen om naar Boulogne te varen voor de geplande invasie van Groot-Brittannië, 1804
De oorlogsvloot is klaar voor vertrek onder een zonnige hemel, met sloepen die heen en weer varen om bemanningen naar hun schepen te brengen. Een grote aantal zeilschepen heeft zich verzameld en op de voorgrond wordt geroeid met talrijke kotters. Er is nauwelijks wind en het wateroppervlak is rimpelloos. Hoogerheyden heeft ook kanonneerboten met schoenertuig afgebeeld, een scheepstype dat zelden voorkomt op schilderijen uit deze periode. Dit pendant in combinatie met het tafereel van de vloot in de haven van Vlissingen geeft een bijna fotografisch verslag van deze historische gebeurtenis.
EEN INVASIE DIE NOOIT HEEFT PLAATSGEVONDEN
Tussen 1792 en 1815 was Europa bijna voortdurend in oorlog. Centraal stond Frankrijk, dat eerst een republiek was en later een Napoleontisch keizerrijk. Ook voor de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën was het een tijd van omwentelingen. De Franse expansiedrift liet de Republiek niet onberoerd, en in 1795 slaagden de Fransen erin het oude Nederlandse bewind omver te werpen. Stadhouder Willem V vluchtte met zijn gezin naar Engeland en in Nederland werd de Bataafse Republiek uitgeroepen. Het land werd min of meer een satellietstaat van Frankrijk, wat betekende dat het krachtens het Verdrag van Boulogne van 1803 troepen en materieel moest leveren voor de oorlogen van Napoleon. De Bataafse Republiek moest een bijdrage leveren in de vorm van schepen, goed bewapend en uitgerust, en een leger onderhouden om een invasie van Engeland te kunnen uitvoeren.
Napoleon wilde een einde maken aan de Britse blokkade door Engeland binnen te vallen en te veroveren. Hij stelde een grote invasiemacht samen, La Grande Armée genaamd, van ongeveer 200000 man, die in twee grote legerkampen bij Boulogne werden ondergebracht. De voorbereidingen omvatten ook het verbeteren van de havenfaciliteiten, het bouwen van forten, en het bouwen van een groot ‘Nationaal Flottielje’ van invasieschepen in Kanaalhavens die zich uitstrekten van Étaples tot Vlissingen, die zouden samenkomen in Ambleteuse, 10 kilometer ten zuiden van Cap Gris Nez. Vanuit Ambleteuse zou de hoofdvloot koers zetten naar Boulogne om de hoofdmacht van de invasie op te halen.
EEN BATAVIAANSE OFFICIER EN HET VERZAMELEN VAN DE VLOOT IN DE HAVEN VAN VLISSINGEN
Napoleon wilde een Nederlandse vlagofficier als bevelhebber van het Bataafse flottielje, en de keuze viel op de latere schout-bij-nacht Carel Hendrik Ver Huell (1764-1845), die in 1803 door de Bataafse ambassadeur Carel de Vos van Steenwijk aan Napoleon werd voorgesteld. Deze ontmoeting was een succes, temeer daar Ver Huell dezelfde antagonistische houding tegenover de Engelsen had als de Franse overheerser.
Napoleons plan om de Britse blokkade te beëindigen door Groot-Brittannië binnen te vallen en te veroveren, stuitte op twee problemen. Ten eerste was de Franse vloot veel kleiner dan de Britse, en ten tweede beschikten de Fransen niet over goede zeehavens tussen Brest en Vlissingen. De Westerschelde speelde een prominente rol in de plannen van Napoleon, met name Antwerpen en Vlissingen. Vooral de haven van Vlissingen was van vitaal belang vanwege zijn strategische ligging, en Napoleon bezocht deze in 1803.
De uitvoering van de overeenkomst tussen Frankrijk en de Bataafse Republiek op zo’n korte termijn was problematisch, aangezien de Republiek nauwelijks genoeg schepen had na de verliezen bij Kamperduin in 1797. De Nederlandse scheepswerven kregen opdracht een complete vloot te leveren bestaande uit linieschepen, fregatten, kanonsloepen of schoeners, kanonneerboten en transportschepen, allen goed bewapend en uitgerust voor een succesvolle landing in Engeland. De Bataafse Republiek moest twee eskaders leveren, die van Texel en die van Vlissingen.
Het eskader van Texel moest als eerste worden geleverd en bestond uit vijf linieschepen, vijf fregatten en de nodige transportschepen voor de inscheping van 25.000 man en 2.500 paarden. Op het moment van afvaart moest de vloot voor 25 dagen van voedsel worden voorzien door de Bataafse Republiek. Het eskader was in december 1803 gereed om uit te varen.
Het Vlissingse eskader zou bestaan uit 378 schepen, die binnen zes maanden gereed waren. Het in de haven van Vlissingen verzamelde eskader bestond uit 54 zwaar bewapende schoeners, 216 veel lichtere kanonneerboten en 108 transportschepen.
Ver Huell had ongeveer 3.600 matrozen nodig om de vloot te bemannen. Nu de koopvaardijvloot door alle oorlogshandelingen stil lag en de bemanningen werkloos waren geworden, was het toch niet eenvoudig de benodigde matrozen te werven. Zoals hierboven vermeld, verzamelde de vloot zich in de strategisch belangrijke haven van Vlissingen.
Hier werden de schepen grondig schoongemaakt, de zeilen gedroogd en proviand aan boord gebracht, een ontzaglijke, logistieke operatie. Ook hierin bleek Ver Huell een meester. In 1804 was het flottielje klaar om uit te varen.
De reis verliep in etappes, eerst naar Oostende en dan via Duinkerken naar Ambleteuse. Ondanks een gevecht met een sterke Britse vloot bereikte een deel van het Bataafse flottielje op 18 juni zijn bestemming, de rest volgde later
Napoleons wens om Engeland te veroveren werd gedwarsboomd toen er oorlog uitbrak tussen Frankrijk en Oostenrijk en de Oostenrijkse keizer en de Russische tsaar zich aansloten bij Engeland. Napoleon besloot daarom de voor 16 september 1805 geplande invasie te annuleren, maar het duurde nog tot 1806 voordat het Bataafse flottielje eindelijk huiswaarts voer.
ENGEL HOOGERHEYDEN, EEN GETALENTEERD ZEESCHILDER (1740-1807)
Hoogerheyden werd geboren in Middelburg en kreeg, zoals veel Zeeuwse jongens, een maritieme opleiding. Als 16-jarige nam hij dienst aan boord van het fregat Sint-Maartensdijk, maar twee jaar later trad hij in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en vertrok naar Oost-Indië aan boord van de Oost-Indiëvaarder De Liefde. Bij de afvaart van het schip gebeurde er een ernstig ongeluk en verloor hij een been, wat een einde maakte aan zijn carrière bij de grootste multinational van die tijd. Bij zijn terugkeer uit Indië zat er niets anders op dan een beroep te doen op liefdadigheid. Uiteindelijk kreeg hij een baan aan de wal bij de VOC als beheerder van de bierkelder in Middelburg.
Zijn kennis van de zeevaart was zeer waardevol voor zijn teken- en schildertalenten aan de wal. Ook maakte hij voorstudietekeningen voor gravures. Dat hij een bovengemiddeld talent had werd ontdekt door de rijke koopman Daniël Rademacher, die verschillende werken bij hem bestelde en het duurde niet lang of hij kreeg opdrachten van de VOC, admiraals, kapiteins en kooplieden om hun schepen af te beelden. Vanaf 1779 ontwikkelde hij zich tot een maritiem kroniekschrijver van de Nederlanden, en in het bijzonder van de provincie Zeeland. Hij wordt beschouwd als de belangrijkste zeeschilder van de provincie en zijn werken vormen de sleutel tot onze kennis van het zeevarende Nederland rond 1800.
Het beroep van zeeschilder was aan het einde van de 18e eeuw uitgestorven. De tijd van grote zeeschilders als Willem van de Velde en Ludolf Backhuysen was voorbij, zo leek het, en Nederland als zeevarende natie was op z’n retour. Hoogerheyden werd een specialist in het maritieme genre. Naast zeeslagen speelde zijn geboortestad Vlissingen een grote rol in zijn werk. In deze VOC-stad, met zijn gegoede burgerij en vele hoge marineofficieren, vond hij goed betalende klanten voor zijn schilderijen en tekeningen. Zo legde hij in vier tekeningen het zinken van het VOC-schip Woestduyn voor de Zeeuwse kust vast, die door de beroemde Mathias de Sallieth tot gravures werden verwerkt. Engel Hoogerheydens scheepsbeschilderingen zijn van een uitmuntende kwaliteit.
CAREL HENDRIK, GRAAF VER HUELL, VAN ADELBORST EERSTE KLASSE TOT ADMIRAAL (1764-1845)
Ver Huell begon zijn loopbaan als cadet bij de marine en werd uiteindelijk in 1805 bevorderd tot vice-admiraal. Aanvankelijk was hij een aanhanger van de Orangistische zaak, maar zijn anti-Engelse houding bepaalde zijn politieke bekering. De Bataafse vloot werd ook betrokken bij Napoleons plannen voor een invasie van aartsvijand Engeland. en Ver Huell kreeg het bevel over het flottielje. Op de heenreis naar Frankrijk raakte de Bataafse vloot in gevecht met een veel sterkere Britse strijdmacht. Maar Ver Huell versloeg de Britten en werd daardoor de eerste buitenlander die het Legioen van Eer ontving. In 1814 werd hij genaturaliseerd tot Frans staatsburger. Hij werd met vele eerbewijzen overladen. Koning Lodewijk Napoleon benoemde hem tot maarschalk en graaf van Sevenaer en Napoleon verhief hem tot Comte de L’Empire. Ver Huell stierf in Frankrijk en ligt begraven op de begraafplaats Père Lachaise.