Beschrijving
De jacht op walvissen voor de winning van olie vond in Holland tijdens de Gouden Eeuw in twee perioden plaats. De vroege periode (1614-1640, de tijd van de Groenlandse Compagnie) werd gekenmerkt door het inhuren van Basken, die de walvisjacht al eeuwen beoefenden, toen het nog mogelijk was voor hun eigen kust. De Nederlandse walvisvaart vond plaats in de baaien van Spitsbergen, Bereneiland en Jan Mayen-eiland in de Noordelijke IJszee, waar de dieren vaak verbleven. De verwerking van de karkassen en het koken van het spek vond plaats op de stranden van de eilanden, waar grote kookpotten werden gebouwd en kleine nederzettingen ontstonden.
Onderlinge rivaliteit, vooral met de Engelsen die in hetzelfde gebied actief waren, veroorzaakte veel schade aan de kookpotten. Klimatologische omstandigheden (de Kleine IJstijd) hadden ook invloed op de intensiteit van de walvisvangst in de zeventiende eeuw. Er werden in deze periode geen speciale eisen gesteld aan de schepen; ze dienden voornamelijk voor het vervoer van walvisspek of walvisolie.
De tweede periode (1660-1690 en later) was anders, omdat de compagnie haar patent had verloren en de vrije handel toesloeg. Een ander verschil was dat men verder de open zee op moest, omdat de baaien geleidelijk waren leeggelopen. Omdat de verwerking nu aan boord moest plaatsvinden, werd het noodzakelijk om schepen met brede dekken aan te schaffen. Bovendien moesten de jachtboten aan boord kunnen, waarvoor een galg over de campagne werd gelegd en de hoofdmast werd verzwaard. Dikke stootwielen beschermden de scheepsromp tegen beschadigingen wanneer de sloepen werden opgetild. De schepen waren vaak ook voorzien van een dubbele laag, een tweede huid, tegen het pakijs.
Het model Paerel bevat alle kenmerken van een walvisfluit uit deze periode.
Het is geen wonder dat er niet veel originele zeventiende-eeuwse scheepsmodellen bewaard zijn gebleven, want de gebruikte materialen hebben een verschillende levensduur. Met name dat van het textiel van zeilen en touwwerk is beperkt tot ongeveer 150 jaar. Dit materiaal gaat snel achteruit en de enige manier om het schip er weer fatsoenlijk uit te laten zien is een totale vervanging. Verf gaat langer mee, maar heeft na een aantal eeuwen ook de nodige aandacht nodig. Metaal oxideert en tast omringende materialen aan. Ten slotte vervormt het hout zelf in de loop der jaren en is het gevoelig voor insectenschade, uitdroging en rot. Het uiterlijk van een model dat meerdere eeuwen onbehandeld heeft overleefd verdient meestal geen schoonheidsprijs.