Bol dateert dit schilderij op basis van de kostuums rond 1615 en beschouwt het als het vroegst bekende werk van de kunstenaar, die zijn carrière in Haarlem begon als meubelmaker en later naar Amsterdam verhuisde, waar hij ging schilderen. Hier zien we de Binnen-Amstel kijkend naar het zuiden. Op de voorgrond staat een rij meerpalen, met rechts het giekhuis. Door de opening in de staketsels konden kleinere schepen overdag de stad in en uit varen. Het was de taak van de giekwachter om een giek over de ingang te leggen als ’s avonds de klokken op de stadspoorten luidden en deze de volgende ochtend weer te verwijderen. In het giekhuis was ook het kantoor van de ontvanger van de accijnzen op goederen die de stad werden binnengebracht. Vanaf het huis liep een steiger naar de westoever van de Amstel. De waterkant op dit schilderij verdween rond 1657, toen het stadsbestuur besloot om het stelsel van concentrische grachten naar het oosten uit te breiden om aan te sluiten op de Amstel. Het was een enorme onderneming waarbij veel gebouwen langs de rivier werden gesloopt. Twee schepen in het bijzonder vallen op in dit schilderij. De eerste is het jacht dat is afgemeerd aan de staketsels, dat een vlag voert met het wapen van Amsterdam en dat een plezierjacht, een veerboot of een officieel stadsjacht zou kunnen zijn. Het jacht aan de linkerkant is ongebruikelijk omdat het niet het gaffel- of sprietzeiltuig heeft dat in deze periode gebruikelijk was, maar een kluivertuig met losse, driehoekige zeilen. Dit komt waarschijnlijk uit Portugal en werd aan het eind van de zestiende eeuw in Nederland geïntroduceerd door Nederlanders in Portugese dienst, zoals Jan Huygen van Linschoten en Dirck Gerritsz. Pracht. Dit is het vroegst bekende schilderij van een schip met dit tuig.